Ken jij zoiets betoverend als het zachte, flikkerende licht en de gloed van een kaars? Natuurlijk is het wel belangrijk dat je jouw kaarsen goed en veilig brandt.

Hoe je dat kan weten? Door naar de kaars te kijken!

Wat je hoort te zien

• Een rustige, gelijkmatige vlam; Dit betekent dat het brandproces in balans is.
• Geen flikkering of rookslierten; Constante flikkering en rook ontstaan wanneer de traanvorm van de vlam wordt verstoord. Hierdoor kunnen kleine hoeveelheden onverbrande koolstofdeeltjes (roet) uit de vlam ontsnappen als een zichtbare rookpluim. Dit komt door te veel of te weinig lucht aan de kaarsvlam. Om dit te voorkomen, brand je kaarsen altijd in een goed geventileerde ruimte, uit de buurt van tocht, ventilatieopeningen of sterke luchtstromen.
• Geen gekke vlammen (steek of springende); Zie je je vlam hoog oplaaien of gekke vormen maken? Dan kan het zijn dat je wiek te lang is. Het is belangrijk om de wiek voor elk gebruik op de juiste lengte te knippen. Die lengte staat steeds op het label en is meestal 1 cm.

Volg altijd de basisregels voor het veilig gebruik van kaarsen om ze in topconditie te houden

• Bewaar je kaarsen altijd op een koele, donkere en droge plaats. Dunne kaarsen, zoals dinerkaarsen, bewaar je het best plat om kromtrekken te voorkomen.
• Zie je stof of vingerafdrukken op je kaars? Verwijder het door zachtjes over het oppervlak te wrijven met een zachte doek.
• Wil je graag wasresten verwijderen van je kandelaar? Dat kan door er heet water over te laten lopen, of leg de kandelaar eerst even een uurtje in de vriezer. Zo haal je gemakkelijk het kaarsvet uit de kandelaar.
• Vermijd het branden van kaarsen in een glazen voorwerp dat niet specifiek gemaakt is voor kaarsen. Hoewel het mooi kan ogen, zijn deze glaswerken vaak niet ontworpen voor kaarsen en temperatuursveranderingen.